Sinds de start van de economische crisis is in zo goed als alle West-Europese landen de relatieve arbeidsmarktpositie van laagopgeleiden verzwakt. Kijken we naar Nederland, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, dan is de beleidsrespons hierop heel verschillend geweest. Maar er is ook een belangrijke overeenkomst: deze landen hebben niet zozeer hun heil gezocht in het conventionele arbeidsmarktinstrumentarium, zoals scholing en gesubsidieerde arbeid, maar in het financieel aantrekkelijker maken van werk aan de onderkant van de arbeidsmarkt.